T

==

T Turbulentie zn, vr (mv: -s), afgeleid van turbulent (1553), naar het Franse turbulent of het Latijnse turbulentus

1) onrust, woeligheid, onstuimigheid

2) onregelmatige wervelende beweging in vloeistof, de atmosfeer of gas

==

Abigail verwachtte half en half een boze menigte voor het kantoor van de sheriff te zullen zien staan. De enige menigte had echter de stoep van Island Hardware uitgekozen om zich te verzamelen.

‘Waar zat je, Merle?’ riep een man. ‘Er is een storm op komst.’

‘Schiet op,’ riep een ander. ‘We kunnen niet de hele dag op je gaan staan wachten.’

Als iemand van hen het nieuws over Hank Scokes had gehoord, zou dat het eerste zijn geweest dat over hun lippen kwam, eerder dan de orkaan, dat wist Abigail zeker.

‘Rustig aan, jongens.’

Merle opende de winkel en de groep drong achter hem aan naar binnen.

‘Waarom zijn ze niet achterom gegaan?’ vroeg Abigail aan Bert.

‘Al is het algemeen bekend dat de andere deur niet op slot zit, dat wil nog niet zeggen dat Merle iedereen daardoor naar binnen laat gaan.’

Abigail voelde zich vereerd. Onder de eilanders, de vaste bewoners, had Merle haar een bijzondere onderscheiding toegekend, een bewijs van zijn vertrouwen, ook al kende hij haar nog maar heel kort. Hij twijfelde net zo aan het verhaal van Nat Rhone als sheriff Larner, en daardoor ging Abigail aan zichzelf twijfelen. Ze was op Merle gaan vertrouwen. Als hij sceptisch was, moest zij dat misschien ook zijn. Ze had twee dagen met Nat doorgebracht, voldoende om zich een mening te vormen, maar veel meer ook niet. Haar instinct was echter een van de weinige dingen die de brand haar niet had ontnomen. Ondanks de beschuldigingen en tegenbeschuldigingen vertelde haar instinct haar dat Nat Rhone onschuldig was.

‘Kunnen jullie meehelpen?’ Merle liep door de winkel te strompelen om klanten te helpen. ‘Ik moet naar de voorraadschuur om meer platen multiplex te halen. Bert, help jij die dames daar even. Abby, heb je ooit met een kassa gewerkt?’

‘Nee.’

‘Het stelt niets voor. Als je met een rekenmachine om kunt gaan, kun je ook met een kassa omgaan. Deze rammelkast is trouwens praktisch een telraam.’ Merle gaf haar een snelle handleiding over de werking van het oude apparaat.

‘En als ik het verpruts?’

‘Dan hou ik het van je loon in,’ zei hij met een knipoog.

De mensen stonden te wachten, dus Abigail begon gauw prijzen aan te slaan en totalen te berekenen. De zaklampen en batterijen vlogen over de toonbank.

‘Je kunt het beste zo zelf ook even naar de supermarkt gaan, liefje,’ opperde een oudere vrouw. ‘Over een uur is er geen flessenwater meer te krijgen.’

‘Als we geëvacueerd worden, hebben we toch geen flessenwater nodig?’

‘Het is niet honderd procent zeker dat ze dat doen. De storm komt, of we nou hier blijven of niet.’

Op dat moment drong het pas goed tot Abigail door dat er echt een orkaan op weg was naar Chapel Isle. Ze had in Boston allerlei weersomstandigheden meegemaakt, zoals sneeuwstormen en regenachtige zomers, maar nooit iets heftigs als een orkaan.

De storm komt, of we nou hier blijven of niet. En of we er klaar voor zijn of niet.

Toen iedereen eindelijk de winkel uit was, troffen Abigail en Bert Merle buiten aan, waar hij platen multiplex op de laadbak van een pick-up stapelde, die voor de winkel geparkeerd stond. Een andere auto reed net weg met platen op zijn dak vastgebonden. Merle legde de laatste plaat op de laadbak, hobbelde het trottoir op en zei de bestuurder gedag.

‘Het voordeel van een orkaan is de extra omzet.’

‘Dan heb je een hoop “voordeel”,’ zei Abigail tegen hem. ‘Ik moest op het laatst dubbeltjes en stuivers als wisselgeld gebruiken in plaats van dollars.’

‘Had dat maar gezegd.’ Bert haalde een handvol kwartjes uit zijn zak.

‘Kijk, Bert is klaar voor de orkaan,’ zei Merle. ‘Hij heeft zichzelf verzwaard.’

De opmerking was als grapje bedoeld, maar Abigail vroeg zich af of iemand ooit echt klaar kon zijn voor een orkaan.

‘Hoi allemaal. Hoi Abby,’ riep Denny, die kwam aanrijden in een groene pick-up.

‘Denny, vriend, je bent precies de man die ik zocht,’ zei Merle tegen hem.

‘Echt waar?’

‘Abby hier moet op de orkaan worden voorbereid. Er liggen platen multiplex in de kelder van het wachtershuis. Ik heb ze jaren geleden op maat gemaakt voor de ramen. Wat jij voor me moet doen, is ze ertegenaan timmeren.’

Denny greep de kans om indruk op haar te maken met beide handen aan. ‘Komt voor elkaar.’

‘Bert, ga jij met ze mee.’

‘Doen we.’

Denny en Bert, dacht Abigail. Echt wat je noemt een dreamteam.

‘Bedankt, kerels,’ zei ze, haar best doend enthousiast te klinken. Dat kostte haar moeite.

Het nieuws over de orkaan had de dorpelingen van Chapel Isle op de been gebracht. Het plein was zo vol als Abigail vermoedde dat het tijdens het zomerseizoen was. Mensen reden rondjes op zoek naar een parkeerplek en voetgangers liepen beladen met boodschappentassen haastig tussen de stilstaande auto’s door. Abigail vond het niet erg om de chaos te verruilen voor de rust bij de vuurtoren.

==

Denny en Bert volgden haar naar huis in Denny’s pick-up. Toen ze arriveerden, staarden de twee mannen naar het gazon alsof het een luchtspiegeling was.

‘Hoe heb je al dat gras gemaaid?’ vroeg Denny vol ontzag.

‘Met een grasmaaier.’

‘Alles?’ vroeg Bert. ‘Helemaal alleen?’

De mannen waren verbijsterd. Het was alsof Abigail een berg had verplaatst met niet meer dan een spade.

‘Ik wist dat Merle van plan was geweest er zelf aan te beginnen,’ zei Bert tegen haar. ‘Het was het “eraan beginnen” dat steeds een spaak in het wiel stak.’

‘Toe nou, mannen, ik heb het niet met een nagelschaartje gedaan. Het is maar gras.’

‘Maar het is wel een ton gras!’ riep Denny uit. ‘Waar heb je de nieuwe grasmaaier vandaan?’

‘Nieuw? Ik heb de handmaaier uit het schuurtje gebruikt.’

Bert maakte een ts-ts-geluid. ‘Met de messen van dat ding kan je nog geen pakje boter snijden.’

Het perceel was groter dan ze zich had gerealiseerd. Abigail had niet beseft hoeveel gras ze feitelijk had afgemaaid. Bij nader inzien was het een aanzienlijke hoeveelheid. Wat haar dwarszat was dat de grasmaaier volgens de wetenschappelijk expert helemaal niet in staat had moeten zijn het gras te maaien. Hoe was het haar dan gelukt?

‘De vuurtoren ziet er zo wel beter uit,’ merkte Denny op.

‘Hij kan wel een nieuwe verflaag gebruiken,’ voegde Bert eraan toe.

‘De luiken moeten gerepareerd worden.’

‘Het trapje naar de voordeur ziet er beroerd uit. Moet misschien ook opnieuw gelegd worden.’

‘Een nieuwe leuning ernaast.’

‘Mannen,’ kwam Abigail tussenbeide. ‘Er mankeert een heleboel aan de vuurtoren, maar waar we ons nu op moeten concentreren is wat we in orde kunnen maken voordat de orkaan toeslaat.’ Ze ging hen voor naar binnen en beide mannen bleven op de drempel staan.

‘Asjemenou,’ zei Denny. ‘Het lijkt wel een plaatje uit een tijdschrift.’

‘Wanneer heb je dat gedaan?’ vroeg Bert. ‘Weet Lottie ervan?’

‘Ik wil Lottie nog niet over de wijzigingen inlichten. Begrijpen jullie wat ik bedoel, kerels?’

‘Ik zeg geen woord.’

‘Bert?’

‘Ik ook niet. Ik zeg niks.’

‘Mooi, laten we dan dat multiplex gaan zoeken waar Merle het over had.’

Ze droegen de platen uit de kelder naar boven. Abigail was blij dat ze niet zwaar waren. Haar knieën kraakten toen ze de trap beklom.

Je kraakt al net zo als dit huis.

Het was maar één trap, maar ze moest even pauzeren. Bert ook. Hij haalde een doosje uit zijn zak en liet het aan Abigail zien. ‘Merle heeft me spijkers meegegeven.’

‘Bert, wat heb jij nou níét in je zakken zitten?’

‘Eens even kijken, ik...’

Omdat ze vermoedde dat het weleens een lange lijst zou kunnen zijn, zei ze: ‘Vertel het me maar terwijl we het multiplex vastzetten.’

De platen waren op maat gezaagd om precies in de muuropening rond het kozijn te passen, omdat ze geen spijkers in de stenen konden slaan. Bert gaf de spijkers aan Abigail, die ze doorgaf aan Denny, die ze met Abigails hamer in het multiplex en de kozijnen sloeg. Zonder een ladder konden ze alleen bij de ramen op de begane grond.

Bert trok aan zijn lip. ‘De eerste verdieping moet ook worden dichtgetimmerd. Als er een ruit breekt, verandert de wind de luchtdruk in het huis en blaast hij alle ramen eruit, of er nou platen voor zitten of niet.’

‘En dat willen we niet.’ Daar was dat ‘we’ weer. Abigail corrigeerde zichzelf snel. ‘Ik bedoel, Lottie en ik. Lottie zou dat ook niet willen.’

‘Ik ga thuis wel een ladder halen. Ben zo terug.’ Denny reed weg voor Abigail er iets tegen in kon brengen en liet haar alleen met Bert.

‘Wil je nu horen wat er in mijn zakken zit?’

Op de weegschaal van dingen die ze niet wilde, lag dit ergens in het midden. ‘Oké.’

Abigail was moe en ging op het trapje bij de voordeur zitten. Het nieuws van Hanks dood, Nats arrestatie en de naderende orkaan begon zijn tol te eisen. Bert kwam bij haar zitten en haalde systematisch zijn zakken leeg.

‘Kwartjes, natuurlijk. En mijn portefeuille. Mijn sleutels. En een paar pepermuntjes. En dit is mijn zakhorloge.’ Hij liet haar een prachtig gegraveerd gouden horloge aan een dikke ketting zien.

‘Bert, dat is prachtig. Waar heb je het vandaan?’

‘Van mijn vader. Het is van zijn grootvader geweest. Kijk. Dat is zijn naam, hierbinnenin. Elias van Dorst. Het was van hem, toen van mijn vader en nu van mij,’ zei hij, alsof de volgorde van groot belang was.

Berts verhaal raakte een gevoelige snaar. Het zakhorloge was van generatie op generatie doorgegeven, een geschenk met een geschiedenis, een familiegeschenk. Abigail had niets dergelijks gehad om aan Justin door te geven, zelfs als hij nog had geleefd. Nadat Paul en zij hem voor het eerst mee naar de kapper hadden genomen om zijn haren te laten knippen, had Abigail wel overwogen een lok van Justins haar te bewaren. Hij had krullen, net als zijn vader, alleen lichter, meer haar eigen kleur. Hij had gehuild toen hij op de verhoogde stoel zat en de kapster voorzichtig de schaar rond zijn hoofd bewoog. Justin stak zijn armpjes naar haar uit, smeekte om te worden gered terwijl Paul en zij hem probeerden te kalmeren. Abigail zei dat hij veilig was, dat hem niets zou gebeuren en Paul verzekerde hem dat zijn haren weer zouden aangroeien. Zij dacht dat haar zoon bang was voor de schaar. Maar als Paul nou gelijk had? Als Justin nou bang was dat zijn haar voor altijd weg zou zijn als het werd afgeknipt? Zelfs een peuter kon bang zijn voor verlies; het was een diep ingebakken gevoel. Misschien, dacht Abigail, kwam dat doordat het hart wist wat het verstand niet kon beseffen. Dat verlies het tegenovergestelde was van liefde, en dat je er maar heel moeilijk overheen kwam.

Jammer genoeg had Abigail geen aandenkens aan haar gezin, afgezien van een paar snuisterijen die ze bij haar ouders had achtergelaten, een kapot plastic speeltje en Pauls racket, dat haar vader had geleend. Niets kostbaars. Niets sentimenteels. Ze betreurde het dat ze niet sentimenteler was geweest, dat ze niet meer souvenirs had bewaard. Abigail had op heel veel punten kritiek op zichzelf kunnen hebben. Dat ze een betere echtgenote, een betere moeder, een beter mens had moeten zijn. Aan de basis van die berg van dingen die ze had gemoeten lag de realiteit dat ze ongeacht wat ze allemaal had moeten doen, haar best deed.

‘Bert, mag ik je wat vragen?’

‘Natuurlijk.’

‘Jij bent een man van de wetenschap, van de logica, waarom geloof je in...?’ Ze wees naar het lichthuis op de toren.

Hij dacht even na. ‘Hoewel het atoom voor het eerst werd benoemd door een Griekse filosoof in 500 voor Christus, duurde het nog tot 1897 voor een wetenschapper identificeerde wat hij een “negatief partikel” noemde: een elektron, het eerste atoomdeeltje. Dat is een mooie manier om uit te leggen wat ik wil zeggen, en wel dat er veel dingen bestaan die we weliswaar niet kunnen zien, maar die er wél zijn. Zoveel dingen die we niet kunnen proeven, aanraken of horen, maar er wel zijn. Al vanaf dat ik klein was beweren mensen dat ze de geest van meneer Jasper hebben gezien. Persoonlijk ken ik niemand die hem heeft gezien. Ik kan niet met zekerheid zeggen of er wel zo iemand is. Zo ontstaat een verhaal. De mensen praten ergens over tot iets wat misschien fictie is een feit wordt. Ook al ziet niemand meneer Jasper ooit, dat wil nog niet zeggen dat hij niet hier is.’

‘Ik heb iets gedaan,’ bekende Abigail. ‘Ik heb de olie-emmer in het lichthuis verplaatst. Het was een test om te zien of hij uit zichzelf terug zou gaan. Niet erg wetenschappelijk, hè?’

‘En is hij verplaatst?’

‘Ik heb nog niet durven kijken.’

‘Zou je je beter voelen als de emmer nog op dezelfde plaats stond?’

‘Dat weet ik niet zeker. Ik neem aan dat ik gewoon iets van een bevestiging wilde.’

‘Zul je je beter voelen als je het weet, wat de uitkomst ook is?’

‘Daar ben ik ook niet zeker van.’

‘Wil je dat ik voor je ga kijken?’

‘Zou je dat willen doen?’

Bert knikte, blij haar dat plezier te kunnen doen.

‘Zul je niet bang zijn?’

‘Wat mij bang maakt is dat daar.’ Hij wees naar de oceaan en de horizon.

‘De orkaan?’

‘Ik begrijp veel niet in deze wereld. Wat ik wel begrijp is de natuurwetenschap. Een orkaan is een natuurkracht. Dat kun je nergens mee vergelijken.’

‘Je bent bang voor de orkaan.’

‘Je kunt bang zijn voor het bekende of voor het onbekende,’ antwoordde Bert. ‘Persoonlijk kies ik voor het bekende. Anderzijds, als ik toch mag kiezen, zou ik liever helemaal niet bang zijn.’

‘Ik ook, Bert. Ik ook.’